Bionext: 100 procent biologisch varkensvoer blijkt in praktijk (nog) niet haalbaar

Een belangrijk uitgangspunt van de biologische varkenshouderij is dat het voer zoveel mogelijk bestaat uit biologische grondstoffen. Dat draagt bij aan een natuurvriendelijke teelt van veevoergewassen. Daarom worden de productieregels van tijd tot tijd aangescherpt. De biologische regels worden op Europees niveau vastgesteld en in wetgeving verankerd. Dat zorgt voor duidelijke, gelijkwaardige voorwaarden in alle lidstaten. Voor Nederlandse biologische varkens betekent dit dat zij ook in Duitsland als volledig biologisch erkend worden, een cruciale factor voor de export.
Van vijf procent gangbaar naar volledig biologisch
Tot 2022 was het toegestaan om vijf procent gangbare, eiwitrijke grondstoffen te gebruiken in biologisch varkens- en pluimveevoer. Met de nieuwe biologische verordening is deze ruimte verdwenen: het voer moet nu volledig biologisch zijn. Alleen voor jonge dieren is tijdelijk nog ruimte: tot 35 kilo voor varkens en tot 18 weken voor jong pluimvee, en dat slechts tot 31 december 2026.
Volledig biologisch: in theorie mooi, in praktijk nog niet haalbaar
De sector heeft de afgelopen jaren gezocht naar biologische alternatieven voor gangbare eiwitrijke grondstoffen zoals aardappeleiwit en maïsgluten. Deze zijn essentieel door hun aminozuursamenstelling en goede verteerbaarheid. De conclusie: geschikte biologische alternatieven ontbreken nog. Vervanging op korte termijn zou ten koste gaan van diergezondheid en dierenwelzijn.
Daarmee is de sector tot de overtuiging gekomen dat de huidige ontheffing verlengd moet worden. Sterker nog, bij pluimvee blijkt de honderdprocent-eis vanaf 18 weken onrealistisch: leghennen zijn tot circa 40 weken in ontwikkeling en hebben dan een hogere aminozuurbehoefte. Het gebruik van hoogwaardige gangbare eiwitten zou in dat geval juist langer moeten worden toegestaan. Bij varkens vanaf 35 kilo lijkt de stap naar volledig biologische grondstoffen wél haalbaar.
Intensief lobbywerk in gang gezet
De deadline van 31 december 2026 ligt vast in de Europese wetgeving. Aanpassing vergt daarom zwaar lobbywerk, en Europese besluitvorming is traag. Een verzoek om wijziging maakt alleen kans wanneer kan worden aangetoond dat de sector zich aantoonbaar heeft ingespannen om oplossingen te vinden.
Vorig jaar heeft Bionext daarom een plan van aanpak opgesteld met mogelijke oplossingsrichtingen: van het ontwikkelen van biologische varianten van aardappeleiwit en maïsglutenmeel tot het onderzoeken van biologisch geproduceerde aminozuren. De conclusie: deze opties zijn in de praktijk nog niet beschikbaar. Er is meer onderzoek- en ontwikkeltijd nodig, wat ook bevestigd wordt in een recent Duits onderzoek.
Steun in Nederland en Europa
Met deze onderbouwing heeft Bionext het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) benaderd. Het ministerie toonde begrip voor de noodzaak van verlenging van de ontheffing en vroeg advies aan Wageningen University & Research. WUR onderschreef de meeste argumenten. Ook de Dierenbescherming schaarde zich achter het pleidooi vanwege de risico’s voor dierenwelzijn.
Op Europees niveau is brede steun essentieel. Die werd gevonden via de internationale koepelorganisaties IFOAM, Copa Cogeca en FEFAC. Dankzij steun uit meerdere lidstaten ligt er nu een breed gedragen verzoek richting de Europese Commissie.
Voorstellen bij de Europese Commissie
De Europese Commissie werkt aan vereenvoudiging van de biologische wetgeving. Binnen dat proces kunnen lidstaten en sectororganisaties wensen indienen. De wens om de ontheffing voor vijf procent gangbare eiwitten te verlengen is inmiddels ingebracht en wordt breed gesteund. Voor pluimvee is expliciet gevraagd om de leeftijdsgrens voor jonge dieren te verhogen van 18 naar 40 weken.
Besluitvorming kan nog een jaar duren
Rond de komende jaarwisseling wordt duidelijk of de Commissie het voorstel overneemt. Daarna volgt nog de behandeling in het Europees Parlement en de Europese Raad. De besluitvorming kan daardoor tot een jaar duren. Voor de huidige ontheffing, die afloopt op 31 december 2026, zou dat nog nét op tijd kunnen zijn.
Hoewel succes niet gegarandeerd is, laat dit traject zien dat brede, gezamenlijke belangenbehartiging voor de biologische sector wél degelijk verschil kan maken. Nederland blijkt daarbij beter georganiseerd dan veel andere lidstaten, terwijl de knelpunten overal vergelijkbaar zijn.
Tekst: Hans Fuchs
Beeld: Gerard Burgers

