Opinie: Tom Saat: 'Wat de Deense boer is overkomen ligt ook in Nederland op de loer'

Lees hier het artikel over het Deense landbouwbeleid en de koolstofboeren
Het artikel over koolstofboeren bevat een interessante grafiek. In die grafiek werden verschillende methodieken naast elkaar gezet om de jaarlijkse CO2-vastlegging in houtige gewassen te berekenen. Die berekeningen zijn nodig om te bepalen hoeveel koolstof er jaarlijks wordt vastgelegd. De grafiek liet zien dat de uitkomsten zo sterk uiteenlopen dat het verschil tussen de hoogste en de laagste methode maar liefst het tienvoudige is. En misschien is dat ook niet vreemd omdat er met de uitkomst geld valt te verdienen in de vorm van Carbon Credits. De koolstof die (op papier) wordt vastgelegd kan dan weer opgesoupeerd worden door bijvoorbeeld een vliegtuigmaatschappij die haar vluchten dan weer als klimaatneutraal kan verkopen.
CO2 opslag
Ook het idee om landbouwgrond in te ruilen voor bosaanplant is gebaseerd op het idee dat daarmee heel veel CO2 wordt vastgelegd. Voor de meeste mensen is het ook niet vreemd om daarin meteen te geloven. Een bos is hoog en groot, die massa moet wel heel veel koolstof bevatten. Landbouwgrond daarentegen oogt niet zo, en ligt er soms zelfs gedeeltelijk ‘kaal’ bij. Wat er onder de grond gebeurt zie je niet en kan ook niet veel voorstellen. Zelfs wetenschappers nemen deze naieve gedachte klakkeloos over. Het is daarom goed om echt eens in de cijfers te kijken. En dan niet in de speculatieve groeicijfers , want die zijn elk jaar anders en worden door vele factoren bepaald, maar gewoon in dat wat er werkelijk in houtopstanden en bodems vastgelegd is. In Nederland is de koolstofvoorraad in een gemiddeld volgroeid bos 60 ton C per hectare. Volwassen eiken- en beuken-bossen bevatten meer ( tot 100 ton), en zachte waterige houtsoorten als bijvoorbeeld een populierenbos (35 ton) substantieel minder. De Nederlandse bos – en landbouwbodem bevat gemiddeld 80 ton C per hectare, maar dat kan ook veel meer zijn. Veengronden bevatten 450 ton C per hectare. In elk geval is ook in een volgroeid bos de hoeveelheid koolstof in de bovengrondse massa (veel) kleiner dan in de ondergrondse massa. Die ondergrondse massa zie je niet maar is dus wel meer dan wat er boven de grond staat. Nu kun je natuurlijk zeggen dat wat er boven de grond dan bij komt in een bos, is wel extra , maar dan heb je de rekensom nog niet tot het eind doorgedacht. Want het is niet vrijblijvend om landbouwgrond om te zetten naar bos. Nederland met relatief veel mensen en weinig landbouwgrond is een voedsel importerend land . We slaan onszelf weliswaar op de borst vanwege onze export, maar dat is in financieel opzicht. In kilocalorieën gerekend zijn we een importerend land. Dat betekent dus dat de landbouwgrond die we hier onttrekken ergens in het buitenland weer gecompenseerd moet worden. Dat heeft daar weer consequenties (vruchtbare landbouwgrond is wereldwijd een schaars artikel) en moet met veel fossiele energie weer naar Nederland gebracht worden.
Definitieve organische stofvastlegging
Zou de (biologische ) landbouw hier zelf iets in kunnen betekenen? Jazeker kan dat. Weer een rekensom: Nederland heeft ca 2 miljoen hectare landbouwgrond en een kleine 400 duizend hectare bos. Als we door op bodemvruchtbaarheid gericht beleid de bodem organische stof met 10 procent kunnen verhogen ( -wereldwijd daalt het organische stof gehalte met name in de landbouw nog steeds!) dan staat de netto vastlegging daardoor gelijk aan een bosuitbreiding van 50 procent, oftewel 200 duizend hectare. En die vastlegging is ook nog eens definitief! En dat geld voor de vastlegging in hout zeker niet, een groot deel wordt uiteindelijk weer gekapt voor papier, hout of biomassa . Een paar jaar geleden dacht het LTO er ook zo over: Overal stonden de spandoeken met ‘suikerbieten: kampioen CO2 vastleggen’. Dat die CO2 binnen een jaar weer vrijkomt werd voor het gemak even vergeten. Inmiddels heeft LTO dat ook ingezien, maar voor bos-adepten geld dat nog niet.
Het sterkste wapen tegen bosuitbreiding is dan ook het hameren op bodemvruchtbaarheid en het verhogen van het organische stofgehalte.
Koeien-taks
Dan hangt er ook nog een koeien-taks boven ons hoofd. Afhankelijk van het anti-veehouderij sentiment gaan er getallen rond dat de veehouderij verantwoordelijk is voor 10 tot 40 procent van de toename aan broeikasgassen. Dat zijn natuurlijk enorme hoeveelheden en dat vraagt om onmiddellijk ingrijpen. Maar is dat ook zo? Een heel eenvoudige rekensom laat zien dat dit niet zo is. Bij die broeikasgassen gaat het in dit geval om methaan. En methaan is een veel sterker broeikasgas dan CO2 . Dat klopt, maar methaan is ook een circulair gas, dat wil zeggen: het wordt actief afgebroken in de atmosfeer en bij een gelijkblijvende emissie ontstaat er een evenwichtsconcentratie in de atmosfeer. Er komt dan jaarlijks net zo veel methaan vrij als er wordt afgebroken. Nu zijn er momenteel niet wezenlijk veel meer koeien in Nederland dan in 1850. Die koeien worden weliswaar heel anders gevoerd dan in 1850 (veel meer eiwit en dus N-emissie!) maar voor de methaanemissie maakt dat niet veel uit. Met andere woorden: de netto toename door de rundveestapel van methaan in de atmosfeer is vrijwel nihil! Dat de rekensommen van bijvoorbeeld het PBL of het CBS iets heel anders laten zien, komt niet door de werkelijkheid maar door de modellen waar zij mee rekenen. Methaan wordt omgerekend naar equivalenten CO2. CO2 is een eindproduct, het is niet reaktief en verdwijnt pas weer uit de atmosfeer als het actief (door planten) wordt weggenomen. Ga je het circulaire methaan nu in een lineair model van CO2 proppen, dan doe je werkelijkheid zoveel geweld aan dat je een probleem geschapen hebt.
Methaan
Ik wil hier zeker niet mee zeggen dat methaan überhaupt geen probleem is , want dat is het zeker wel. Maar dat is niet het methaan van biogene oorsprong, maat het methaan van fossiele oorsprong. Het grote verschil tussen die twee is dat methaan van biogene herkomst altijd een bijproduct is van een proces van koolstofvastlegging. Tegenwoordig worden emissiebronnen van methaan met satellieten opgespoord. Zo zie je bijvoorbeeld boven tropische regenwouden ook een methaandeken hangen. Daar vinden zulke intensieve organische omzettingen plaats waarbij ook methaan vrijkomt. Hetzelfde zie je in moerassen. Bij de veenvorming komt ook methaan vrij. En ook koeien zijn zulke intensieve organische stof omzetters dat ook daar methaan vrij komt, maar de mest die ze produceren is weer een bron om het organische stofgehalte in de bodem te verhogen. Bij biogene processen gaat het altijd om de kringloop en niet om de lineaire emissies. Bij fossiele energiewinning komt heel veel methaan vrij (sinds de satellietregistratie véél meer dan daarvoor werd aangenomen) en dat proces staat niet in een cyclus, daar vind geen vastlegging plaats, maar louter en alleen emissie. Die methaan is zeer schadelijk en moet aangepakt worden. Uiteindelijk is het klimaatprobleem het in sneltreinvaart verstoken van fossiele energiebronnen vanuit de aardbodem, naar methaan en CO2 in de atmosfeer. Maar ga in godsnaam de koeien niet de schuld geven. Een gezonde, extensieve rundveehouderij zoals we die altijd al in de biologische landbouw propageren is een onmisbare bron van humus in de landbouw.
Maar dat geluid moet door de biosector krachtig uitgedragen gaan worden en een podium krijgen, anders hebben we ook hier over een paar jaar ook een koeientaks en raken we veel grond kwijt aan bosaanplant, waarmee het paard ondanks alle goed bedoelingen achter de klimaatkar wordt gespannen.
Tekst: Tom Saat
Beeld: Dick Boschloo